Gezellig Meer Prikken
23 juli 2012 | Categorie: Trots en bedrijfscultuurTelefoon. De bloedbank. Of ik nog diezelfde middag kon komen. Het klonk serieus. Er was vast een ramp gebeurd! Met veel gewonden in het ziekenhuis, waardoor een acuut bloedtekort was ontstaan. Wat doe je dan? Je laat alles uit je handen vallen en je scheurt naar de bloedbank. Ze hebben me nodig!
Aangekomen trof ik echter een uiterst relaxte sfeer. Jongedames en -heren in witte jassen liepen in het rond. Er werd gelachen. Gerinkel van koffiekopjes. Muziekje. Vrolijke gezichten.
“Waarom moest ik direct komen? Is er een ongeluk gebeurd?!”, vroeg ik.
“Huh? Nee hoor, we hadden ineens ruimte in de planning en zijn gaan bellen.”, zei de intake-dame.
Enigszins teleurgesteld stroopte ik mijn mouw op. Geen spannende heldenmiddag voor mij.
Dat was begin jaren negentig. Intussen is er veel veranderd. Er wordt niet meer gebeld voor een afspraak, maar je krijgt een kaartje thuis met een datum waarop je wordt verwacht. Ze zijn verhuisd van een oud pandje naar de nieuwbouw. De ontvangsttafel is vervangen door een hoge balie. Er lijken minder mensen rond te lopen, die de donoren “bedienen” en druk zijn met andere zaken.
Hoe komt dit? Ik heb eens even gebeld met de bloedbank. Tja. Ingegeven door gefixeerde budgetten en een meer-eisende-wetgever nam het werk toe en het aantal mensen af. De efficiency en de kwaliteit moesten omhoog. GMP werd ingevoerd. Op de kosten letten. Begrijpelijk, ze moeten wát. Door onstuimig papierwerk te gaan digitaliseren, moet er verlichting komen voor de medewerkers. Dat zou mooi zijn.
Als bloeddonor heb ik deze achtergronden niet meegekregen. Wel de effecten. Ik kom er nu niet meer zo vaak. Ik mis de gezelligheid. Het goede gevoel bij het bloedgeven is er nog wel, en daarom doneer ik nog eens per jaar. Dat voldoet precies. De bloedbank heeft liever veel trouwe donoren die één of twee maal per jaar komen, dan een klein leger dat elke 6 weken komt. Als er dan toch een keer een ramp is, dan kun je snel veel vers bloed krijgen. Gelukkig maar. Ik hoop dat ze me dan weer bellen.